Verhaal van Duygu Akçay 

Als collectief moeten we het met elkaar én voor elkaar doen

Vreemd? Nee, dat vind ik niet. Ja, ben politieagent geweest. En ja, ik ben nu bestuurder bij de FNV en onderhandel over zaken als de collectieve arbeidsvoorwaarden in de financiële sector. Maar voor mij is de afstand tussen die beide rollen klein. In beide ben ik maatschappelijk betrokken en dienstbaar aan de samenleving, aan zo’n groot mogelijke groep mensen. Het is een vorm van altruïsme die me blijkbaar past. Daarbij geloof ik in solidariteit en sociale stelsels.  

Het is toch een privilege om op de bres te kunnen staan voor mensen die minder geluk hebben dan jij. Als vakbondsvertegenwoordiger – en onderhandelaar – werk ik voor mensen die werken. Maar ik voel ook een morele verantwoordelijkheid om juist die mensen die meer afstand tot de arbeidsmarkt of de maatschappij hebben te dienen Mensen die om welke reden dan ook niet volledig onderdeel van de samenleving zijn. Het is een rol – een taak – die ik zoek en vind in mijn werk. Maar straks, als ik zelf oud ben, dan vind ik daar heus een andere manier voor. Wat ik nu doe – het werk aan het sociale stelsel –  bepaalt de randvoorwaarden voor later. Dat geldt ook voor mijzelf. Ik plant zaadjes en die zijn straks deel van mijn eigen randvoorwaarden.

Om ook voor mijzelf duidelijk te houden waar ik op moet inzetten, ga ik altijd terug naar de basis. Ik pel af, tot het weer heel duidelijk is waarom we dit sociale systeem hebben, welk doel het dient én hoe het beter kan. Die basis is voor mij heel eenvoudig. We zijn één en een collectief. En in die eenheid moeten we het met elkaar én voor elkaar doen. Dat klinkt zweverig, maar dat is het niet. Het is voor mij heel concreet in de vertaling. Het sociaal systeem – waarin we op verschillende manieren met elkaar zorgen voor het inkomen na je werkend leven – moet werken voor zoveel mogelijk mensen. Dat is wel wat me drijft. Sociale systemen zijn gebaseerd op solidariteit en saamhorigheid: we zorgen met elkaar, voor elkaar. Zorgen dat we het voor zoveel mogelijk mensen beter doen, met zo min mogelijk schade voor andere mensen. De manier waarop we dat doen toont de beschaving en samenleving die we zijn. Of willen zijn, of moeten willen zijn.  

We zijn één, een collectief. Dat betekent dus dat solidariteit belangrijk is. Je kunt een deel van jezelf niet uitsluiten zonder afbreuk te doen aan jezelf. Dat is een filosofische overtuiging, maar hij is sterk. Als vrouw, van kleur en met een niet-westerse migratieachtergrond herken ik uitsluitingsmechanismen. Ik herken vormen van achterstelling heel goed. Niet voor niets hebben we net equal pay day achter de rug. Vanaf die symbolische dag worden vrouwen niet langer beloond voor hun werk. Uitsluiting is niet alleen achtergrond of sekse. Je ziet het ook bij LHBTI+ gemeenschap, of mensen met een beperking. Arbeidsmigranten – ook als we ze expats noemen en ze in de financiële sector werken – worden niet volledig opgenomen. Soms speelt het tijdelijke karakter van hun leven en werken hier een grote rol. Maar ook voor mensen die langere tijd hier zijn, zijn de grenzen om echt te participeren groot. Het echt toelaten van mensen vinden we ingewikkeld.   

Er bestaat een hardnekkige misvatting dat iedereen in de financiële sector zo goed wordt betaald. Niets is minder waar. Een grote groep zit in de lagere functieschalen en verdient helemaal niet zoveel. Ik onderhandel namens hen allen en ook namens potentiële leden en met pensioenen zelfs met het oog op de generaties na ons. Dat is een verantwoordelijkheid die ik voel. Maar het is breder. Het gaat juist ook om het belang van die mensen die niet zomaar passen binnen het sociaal systeem. Om ook hun belangen te behartigen. Te zorgen dat ook deze meer precaire groepen gehoord worden. En worden ingesloten. En daar komt het terug: we zijn een eenheid als samenleving. Daarom moet iedereen mee kunnen doen. Gehoord worden en gelijke kansen krijgen. Vaak is dat een enorm technisch verhaal, met regelingen, met percentages, vergoedingen, met afdrachten, met rechten. Maar uiteindelijk is de vraag: maken we het voor zoveel mogelijk mensen beter dan het was? En doen we dat tegen zo min mogelijk nadelige effecten voor de anderen?  

Dit kan utopisch klinken. Dat realiseer ik me, maar het is heel tastbaar. Voor mij is het een heel tastbaar wereldbeeld. Het is wat ik doe, waar ik vandaan kom ook. En waar we naar toe moeten. Daaraan werken, dat dichterbij brengen, in het hier en nu, dat is belangrijk.

Deel deze pagina