‘Vroeger was alles beter’

Een veelgehoorde uitspraak, vaak uit de mond van mensen die ‘vroeger’ hebben meegemaakt. Hoe zit dat eigenlijk met ons pensioen? Hoe was dat vroeger geregeld en wat heeft dat ons land opgeleverd? Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van ABP duiken we voor u in de archieven.

Heel vroeger bestond het gezin maar al te vaak uit meerdere generaties. Kinderen waren tot laat in de 19e eeuw onze oudedagvoorziening. Oud zijn stond synoniem voor arm zijn. Kon je niet meer werken, dan was je aangewezen op je kinderen of op liefdadigheid – vaak van de kerk.

De eerste fondsen
De overheid nam die rol pas op zich met de invoering van de Armenwet (1854). Naast de overheid gingen ook industriële ondernemingen in die tijd voorzieningen treffen voor de oude dag van hun arbeiders. Rond 1900 kwamen er steeds meer van dit soort collectieve pensioenfondsen voor een hele sector. Dit pensioen was net als de armenwet geen vetpot, maar het grootste bezwaar was dat het niet voor iedereen was weggelegd.

De straat op
Hierdoor groeide de wens tot meer solidariteit in publieke en private oudedagvoorzieningen. Rond de eeuwwisseling werd daarom een begin gemaakt met een landelijke pensioenregeling voor iedereen. Na de Eerste Wereldoorlog verenigden arbeiders zich voor nog betere voorzieningen. Er werd flink gelobbyd achter de schermen, maar ook op straat. En zo ging de leeftijdsgrens voor het ouderdomspensioen omlaag naar 65 jaar én de uitkering omhoog. Werkgevers werden verplicht de premie te betalen voor mensen die weinig verdienden.

Trekken van vadertje Drees
Het waren de eerste stappen op weg naar een landelijke regeling voor ouderdomsvoorziening. Die weg kende nog heel wat hobbels, want de eerste pensioenuitkeringen waren niet waardevast. De lonen stegen weliswaar, maar de prijzen ook. Zo waren ouderen nog steeds vaak arm. Na de Tweede Wereldoorlog werd er vaart gemaakt door de regering. Toen voerde het kabinet (o.l.v. Willem Drees) een noodwet ouderdomsvoorziening in voor mensen die onder een bepaalde inkomensgrens leefden. In 1957 werd die vervangen door de AOW. Zo kreeg iedereen die van zijn 15-de tot zijn 65-ste in Nederland heeft gewoond een soort basispensioen na je 65e. In de volksmond stond dit bekend als het ’trekken van vadertje Drees’.

Wat heeft het ons opgeleverd?
Vanaf de introductie van ons pensioenstelsel is er door de jaren heen flink wat gewijzigd. Hieraan is goed te zien hoe we als land gegroeid zijn. Niet alleen op het gebied van welvaart, ook op sociaal vlak. Oud is tegenwoordig niet meer synoniem aan arm. Dankzij een vast inkomen hebben gepensioneerden nu meer armslag dan vroeger. Zo kunnen ze blijven deelnemen aan de maatschappij, zowel sociaal als economisch. Dat is goed nieuws voor ouderen, maar ook voor jongeren. Hun ouders en grootouders hebben hard gewerkt en gelobbyd voor een beter leven, maar ook voor een betere toekomst. Zij hebben zich hard gemaakt voor de 40-urige werkweek, voor de AOW, voor uitkeringen van nabestaanden en voor de verplichting tot deelname aan het pensioenfonds in diverse sectoren. In landen waar die verplichting niet geldt, zie je dat mensen minder sparen voor later. Met soms schrijnende situaties voor ouderen tot gevolg.

Sociaal cement
Die verplichting heeft in ons land een belangrijke bijdrage geleverd aan de solidariteit tussen mensen uit alle generaties. Solidariteit is nog altijd het sociale cement van ons huidige stelsel, waarin we niemand buitensluiten. Alle deelnemers betalen ieder jaar een vast percentage van hun loon (premie) aan het pensioenfonds. Er wordt geen rekening gehouden met verschillen zoals leeftijd, geslacht, gezondheid en inkomen. Ook al worden vrouwen al jarenlang gemiddeld ouder, toch betalen zij niet meer premie. En ook al ‘rendeert’ de premie van jongeren langer, ze ontvangen dezelfde pensioenrechten als een oudere die premie inlegt.

Profiteren van het collectief
Als we alles bij elkaar optellen kom je tot een stelsel waar veel landen jaloers op zijn. En waar we als Nederlanders best trots op mogen zijn. Een stelsel waarin we samen pech en geluk delen en allemaal profiteren. Of je nu jong, oud, gezond of minder gezond bent: we profiteren als collectief van de beleggingswinsten van het totale vermogen dat jong en oud samen met hun werkgevers door de jaren heen hebben ingelegd. We delen de risico’s en de kosten, zodat ze beheersbaar blijven. Zo houden alle Nederlanders zicht op een goed pensioen, ook in de toekomst.

Dit was het eerste verhaal in een serie van vier over 100 jaar pensioen van Nederland. We zijn heel benieuwd of het bij u herinneringen oproept. Daarom aan u de vraag: wat was er vroeger écht beter? Stuur uw verhaal of anekdote naar 100jaar@abp.nl en misschien komt het wel in het speciale boek dat we ter gelegenheid van ons 100-jarig bestaan maken.
Deel deze pagina