Verhaal van Mei Li Vos

Het pensioenprincipe is goud waard, maar de menselijke ontbreekt te vaak

‘Ik heb nooit reden gehad om te denken dat er straks voor mij ook genoeg pensioen zou zijn. Als kind zag ik al voorbeelden van hoe het pensioen in Nederland niet werkt. Mijn moeder heeft moeten doorwerken tot haar 75ste. Ze maakte leesbare handleidingen en was de eerste – of een van de eersten – die in Nederland aan DTP deed. Ze had natuurlijk ook een AOW-gat, want ze kwam op latere leeftijd uit Indonesië naar Nederland en bouwde dus sowieso te weinig op. Bij haar scheiding van mijn vader was ze opnieuw het haasje. Hij was nogal een flierefluiter en ging er ook nog met de helft van haar schamele pensioen vandoor. Mijn schoonmoeder heeft als vertaalster Duits tot haar 80ste gewerkt om rond te kunnen komen. In mijn jeugd waren de voorbeelden van hoe het systeem niet werkte legio. Dat heeft me wel gevormd. 

Mijn eigen pensioen is een zooitje, meer pensioengat dan pensioen. Ik hoop dat tegen die tijd – als ik minstens 70 ben – de AOW nog bestaat, want van die plukjes pensioen – ook een plukje bij ABP- moet ik het niet hebben. Gelukkig zit mijn vriend praktisch zijn hele werkende leven al bij het ABP. Hij noemt zichzelf ‘mijn obligatie’. Dan zeg ik dat ik zijn ‘sprankelende creativiteit’ ben. Ik ben natuurlijk de vleesgeworden ZZP’er. Ik heb die vrijheid en verandering nodig. Voor mij is dat heel belangrijk. Die vrijheid en onafhankelijkheid.  

Ik ben altijd heel kritisch op het ABP en het stelsel. Maar het principe is natuurlijk goud. Samen zorgen voor elkaars inkomen als je niet meer werkt. Pensioen is in feite een verzekering voor lang leven. Dat is de sociaaldemocratie in actie. Mijn kritiek zit veel meer op de perverse solidariteit in het systeem. Jong betaalt voor oud en praktisch opgeleid betaalt voor hoog opgeleid, ongezond betaalt voor gezond, arm betaalt voor rijk. Dat was nog veel erger ten tijde van de eindloonregelingen. Voor zover ik nu overzie, wordt dat in de nieuwe pensioenwet minder erg. Maar de wet moet nog naar de Eerste Kamer. Dan is het onze beurt om er heel goed naar te kijken en ook de vraag te stellen: doet die wet wat die moet doen? Dat is het lastige met wetten en regels. Zelfs hele goede wetten en regels hebben in sommige gevallen een ongewenst effecten in de uitvoering. Daar moet ook aandacht voor zijn. Dat zie ik als mijn rol als senator: de menselijke maat in de uitvoering bewaken of brengen. Mensen kunnen vermalen worden in de bureaucratische uitvoering. Daar moeten we voor waken.  

Samen met Martin Pikaart richtten we destijds het AVV op. Het Alternatief voor Vakbond, als een tegenmacht van de gevestigde sociale partners. Martin was en is de luis in de pels van het ABP. Hij en Pieter Omtzigt zijn een van de weinigen die het pensioensysteem helemaal begrijpen. Martin verdient een lintje, door zijn kritiek is het stelsel en het ABP verbeterd. We hebben een rechtszaak tegen het ABP gevoerd om de VUT-regeling. De zaak ging erom dat het vervroegd stoppen met werken werd gefinancierd door iedereen geboren na 1950, en dat kostte 12 miljard. De Vutters hebben een enorm groot voordeel gehad ten koste van de rest van de deelnemers. We hebben verloren. Voor de mensen die al in de VUT zaten misschien maar goed ook. Anders hadden ze weer aan het werk gemoeten.  

De pensioensector – met het ABP voorop – heeft lange tijd veel te weinig tegenspraak gekregen. En dat wat er aan kritiek was, werd achteloos weggewoven. Terwijl zoveel beheerd vermogen, zo’n enorme zak met geld, juist vraagt om openheid, transparantie, discussie en kritische volgers. Tegenspraak en tegenmacht zijn extra belangrijk bij collectief vermogen. Zoveel geld leidt tot zonnekoning-gedrag. Dat kan niet en dat mag niet.   

Gelukkig zie ik daar de laatste paar jaar verandering in. Het ABP luistert steeds beter, de toezichthouders weten genoeg van pensioen en het fonds is opener en legt verantwoording af. Ook – of misschien juist – naar mensen of groepen die het niet eens zijn. De beslissing om niet meer in fossiel te investeren is genomen na druk van buiten. Dat vind ik mooi en hoopvol. 

Ik heb een groot deel van mijn werkend leven strijd gevoerd met de sociale partners en het ABP. Omdat ik vind dat het beter kan. Maar dat betekent niet dat ik alleen maar kritisch ben. Ik maakte van dichtbij mee hoe – juist in de uitvoering – het betekenisvolle gebaar gemaakt werd. Een naaste van mij overleed terwijl de handtekening onder de aanmelding van zijn partner als begunstigde voor een nabestaandenpensioen nog moest worden gezet. Die ene handtekening, die alles bekrachtigde, was er niet. Strikt genomen hadden de weduwe en haar kinderen daardoor geen recht. Toch is er door de beroepscommissie besloten het pensioen toe te kennen. Helemaal in de geest van de georganiseerde solidariteit. Helemaal uitgevoerd naar de menselijke maat, maar niet per se volgens de letter van de regeling. Dat verraste me toen. Raar eigenlijk, hè?’

Deel deze pagina